IndexLast Update: 2025-08-10 09:30:20
Wie succesvol is gelooft dat succes kan worden afgedwongen en dat het eigen verdienste is. Wie niet succesvol is gelooft dat het een kwestie is van geluk of zelfs van asociaal gedrag. Wie geen geld heeft is voor verandering en progressief, wie wel geld heeft wil dit zo houden en is conservatief. De vraag is echter waarom de een succes heeft of rijk is en de ander niet. Het antwoord is dat iemand die sterker is meer mogelijkheden heeft om steeds meer succes te behalen en sterker te worden.
Ooit is een experiment gedaan met ratjes. Met twee even sterke ratjes werd het ene ratje gedwongen herhaaldelijk een gevecht met het andere ratje te verliezen. Na een tijdje ging het verliezende ratje steeds minder eten en ging het dood. Mensen kunnen nadenken en dan werkt het natuurlijk niet zo, denkt men. Bij mensen werken echter dezelfde hormonen als bij ratjes en er is nog een ander verschil. In tegenstelling tot in het experiment, betekent in de natuur, en dus ook in de maatschappij, een gevecht verliezen dat je daarna minder kansen hebt en tekort komt, bijvoorbeeld minder te eten doordat je het gevecht om eten hebt verloren, en dan heeft een gevecht verliezen werkelijke negatieve gevolgen. Hierdoor komt een zwakkere steeds zwakker te staan waardoor het steeds moeilijker wordt om een volgend gevecht te winnen en het verschil tussen de zwakke en sterke groter wordt. Je kunt het zien als versnelde evolutie, waar geen nieuwe generaties voor nodig zijn.
Voorbeelden:
Een zwakkere moet bijna altijd harder werken om de zwakte te compenseren. Bijvoorbeeld iemand die ziek is moet harder werken om de zwakte die zijn ziekte met zich meebrengt te compenseren, terwijl hij of zij juist zwakker staat. Zelfs in de gezondheidszorg moet je jezelf opkomen om een goede behandeling te krijgen, maar door je ziekte ben je hiervoor vaak te zwak. Het gevolg is dat vaak de mensen die meer ziek zijn harder moeten werken en minder worden geholpen.
Voor wie zwak staat is er vaak geen andere optie dan een bestaande slechte situatie min of meer door te laten gaan, maar in de loop van de tijd wordt dit dan steeds moeilijker, omdat de slechte situatie eigenlijk onhoudbaar is. Een sterkere kan zijn situatie verbeteren en krijgt het daardoor gemakkelijker.
Vaak moeten door een zwakkere minder gunstige opties worden gekozen. Als iemand arm is, is bijvoorbeeld zijn, natuurlijk oude, wasmachine versleten waardoor deze stuk gaat, maar er is dan geen geld om een nieuwe te kopen. Herhaald repareren is uiteindelijk duurder dan direct een nieuwe kopen, maar dit kan niet door gebrek aan geld. Juist door het gebrek aan geld moet dan de meest dure optie worden gekozen. Hetzelfde geldt voor lenen. Door rente is een lening altijd duurder dan het geleende bedrag groot is. Door geldgebrek betaal je dus meer.
Tegenslag komt nooit alleen. Wie een tegenslag heeft gehad staat zwakker. Een tweede tegenslag is daardoor waarschijnlijker en zal harder aankomen want ook het incasseringsvermogen is kleiner geworden: "Wie net longontsteking heeft gehad, krijgt vervolgens ook griep omdat deze verzwak is." Kans op tegenslag blijft niet gelijk maar wordt groter na eerdere tegenslag.
Hetzelfde geldt voor voorspoed, maar dan andersom. Als het goed gaat kun je risico nemen en investeren om het beter te laten gaan. Zo is het gemakkelijker om van veel geld nog meer geld te maken dan van geen geld een beetje geld. De reden hiervoor is dat als je geld hebt, je risico kunt nemen en investeren. Als je geen geld hebt, kan dit niet.
Iemand met weinig opleiding die een leven lang heeft gewerkt in dienst van een baas heeft minder opties dan iemand die van huis uit een goede opleiding heeft gekregen en ook in zijn werk aan zijn eigen carrière heeft kunnen werken in dienst van zichzelf.
Als je een vak leert ga je uitvoerend werk doen en kom je onderaan de maatschappelijke ladder. Juist wie dingen niet zelf kan, zal anderen voor zich laten werken en komt daardoor vaak hoger op de maatschappelijke ladder.
Wie sterk is kan de creativiteit en het werk van anderen kan gaan "managen", bijvoorbeeld sturen, plannen en selecteren. De vraag is of dit profiteert of bijdraagt. Anderen vertellen wat ze moeten doen of prestaties van anderen beoordelen of bekritiseren is gemakkelijker dan zelf werken of presteren en risicoloos omdat negatieve gevolgen voor de zwakkere zullen zijn. Deze doet immers het werk en dragen hierdoor het risico van fouten.
Alle argumenten zijn tegen het plan, maar het wordt van hogerhand toch ingevoerd en na een tijd gaat het inderdaad werken. Vanzelfsprekend, de organisatie moet door en de lagere medewerkers hebben geen andere optie dan te zorgen dat dit kan. Het feit dat het dan uiteindelijk toch lukt bevestigt vervolgens de toekomstvisie van de manager. De werkelijke vraag is echter hoe lang hiervoor nodig is geweest, of de nieuwe situatie een verbetering is en of een ander plan niet beter zou hebben gewerkt. Hier wordt echter niet meer naar gekeken. Wie sterk is kan rommel maken, wie zwak is moet deze opruimen en draagt zo bij aan het succes van de sterkere.
"Ik verdien meer dan anderen, ik ben dus ook meer waard, dus heb ik er recht op en vraag en vraag en verdien ik nog meer." "Ik verdien minder dan anderen, kennelijk zijn anderen meer waard dan ik, dus heb ik er geen recht op en vraag ik niet om meer en verdien ik nog minder." Je krijgt nooit meer dan je vraagt en zwakkeren zullen minder vragen dan sterkeren.
Een sterkere kan aansturen op conflict. Door niet (willen) begrijpen een zwakkere verplichten tot een onmogelijk lange uitleg of ruzie maken, die een zwakkere vervolgens zal verliezen. Hoe dommer je doet (of bent) hoe beter het werkt.
"Wat jij zegt is mening, wat ik zeg feit." Een sterkere kan discussies sturen en bewijslast bij de zwakkere leggen of er een zodanige verwarring creëren dat het niet meer mogelijk is om aan te geven wat er mis is, omdat alles mis is.
Voor een zwakkere heeft het geen zin om te discussiëren met een sterkere, bijvoorbeeld een politieagent, een leidinggevende, iemand die groter is of in de meerderheid. De reden is dat de sterkere het onderwerp van de discussie, de argumenten die mogen worden gebruikt, de dingen die mogen worden gezegd en de regels bepaalt. Deze discussie zul de zwakkere niet winnen omdat alleen argumenten en belangen in het voordeel van de sterkere zullen worden gehoord of zelfs zullen mogen worden uitgesproken. Daarbij is dat iemand de sterkste is, eventueel impliciet, een argument voor zijn gelijk. Gegeven zijn succes, zal hij wel gelijk hebben. Als laatste is de sterkste in staat zijn gelijk te bevechten en dreigementen te gebruiken als argumenten. Het resultaat van de discussie is dat de sterkere nu niet alleen gelijk krijgt omdat hij sterker is maar ook op grond van een gevoerde schijndiscussie die door de sterkere is gewonnen omdat deze sterker was, maar op basis van schijn argumenten en niet op werkelijke argumenten.
Je kunt boven komen door anderen naar beneden te duwen of door zelf iets goed te doen. Het eerste is vaak gemakkelijker, maar kan alleen worden gedaan door sterkeren. Het tweede is lastiger, maar is voor zwakkeren de enige weg omdat het winnen van de discussie voor hen niet mogelijk is. Hierdoor zullen zwakkeren meer gericht zijn op oplossen van problemen, waar sterkeren gericht zullen zijn op winnen, wat zal slagen omdat hierdoor zwakkeren niet of nauwelijks terugvechten.
Mensen naar beneden duwen die proberen iets goed te doen is daarom heel gemakkelijk is. Deze zijn immers bezig met wat ze proberen goed te doen en vechten dus niet terug. Hetzelfde geldt in een discussie waarin de een probeert tot een oplossing te komen en de ander probeert te winnen. Degene die tot een oplossing probeert te komen vecht tegen het probleem en de degene die probeert de discussie te winnen tegen hem of haar. Degene zwakkere moet dus op twee fronten vechten, zowel tegen het probleem als tegen de sterkere.
Echter, anderen naar beneden duwen is gemakkelijker dan zelf iets goed doen en leidt inderdaad tot winnen en succes, maar niet tot verbetering. Deze moet komen van de zwakkeren. Zwakkeren lossen problemen op, sterkeren profiteren.
Hulp door sterkeren is vaak geen hulp maar rondcommanderen of weldoener spelen ten koste van de zwakkere waarna die hulp duur moet worden terugbetaald. Soms is er zelfs helemaal geen sprake van hulp maar botweg dumpen van eigen problemen of profiteren, bijvoorbeeld bij een lening door een bank wordt er altijd veel meer terugbetaald dan er wordt geleend. Zwakkeren zijn voor de sterkeren om van te profiteren. Geld vloeit van arm naar rijk. Anders was rijk niet rijk en arm niet arm.
Succes is een keuze wordt er gezegd door de sterkeren. Inderdaad, de keuze om ellende aan anderen over te laten. Hieraan ten grondslag ligt in hoeverre je bereid en in staat bent en jouw succes ten koste van anderen te laten zijn. Succes of rijkdom door anderen voor je te laten werken, misschien zelfs ten koste dan die anderen, milieu of gemeenschap, of succes door zelf hard te werken bijvoorbeeld als vakman, wetenschapper, kunstenaar, schrijver of musicus. De keuze om ellende aan zwakkeren over te laten is gemakkelijker naarmate je sterker bent en nog gemakkelijker als je omdat je sterk bent zwakkeren minder waard vindt dan jezelf en daarom vindt dat je hiertoe een zeker recht hebt.
Wie sterk is wordt vanzelf sterker ten koste van de zwakkeren. Het verschil maakt zichzelf steeds groter en dit gaat sneller dan men zou denken.