IndexLast Update: 2025-07-28 13:57:50
Tegenwoordig moet wetenschap succesvol zijn en zo min mogelijk kosten. Daarom moet er worden gepresteerd en moeten prestaties worden gemeten, zodat slecht onderzoek en slechte wetenschappers kunnen worden uitgeselecteerd. Om dit te doen worden publicaties geteld en wetenschappers beoordeeld op aantallen publicaties per jaar. Naast verplicht samenwerken moeten wetenschappers met elkaar concurreren om prestaties te bevorderen. Om geld te krijgen voor onderzoek moeten wetenschappers zelf subsidies aanvragen. Ook samenwerking met bedrijven kan geld opleveren en is daarom gewenst. Ervaren wetenschappers, zoals hoogleraren, worden minder beoordeeld op hun wetenschappelijke kennis dan op hun managementcapaciteiten, sociaal netwerk en succes in het binnenbrengen van geld. Het gaat om het binnenhalen van opdrachten. Minder ervaren wetenschappers, zoals promovendi, moeten vervolgens het werk doen en de publicaties schrijven, waar de ervaren wetenschappers hun naam onder zetten na de publicaties te hebben beoordeeld. Zij hebben het werk immers mogelijk gemaakt en hun naam is nodig om de publicatie positief te laten worden beoordeeld en daarmee opname in wetenschappelijke literatuur mogelijk te maken. Het management dat de publicaties telt en de subsidieaanvragen beoordeelt bepaalt daarmee wat voor onderzoek er gedaan kan worden, hoe en door wie. Vanzelfsprekend staat dit management hoger in hiërarchie en verdient het meer dan de wetenschappers zelf.
Als het aan de politiek ligt gaat een wetenschappelijk onderzoek ongeveer als volgt. Eerst zorg je dat je een vraag hebt waarop je het antwoord al weet zodat je geld kan krijgen. Niemand wil immers investeren in een mogelijk onsuccesvol of onzeker onderzoek. De beste vragen zijn vragen waar veel mensen die weinig verstand hebben van wetenschap of het vak in zijn geïnteresseerd, bijvoorbeeld politici, of vragen die leiden naar resultaten waar grote bedrijven snel veel geld mee kunnen verdienen. Ook grote, liefst Europese of zelfs wereldwijde, samenwerkingsverbanden worden goed beoordeeld, hoe groter hoe beter. Vervolgens claim je je plan om te voorkomen dat anderen jouw werk gaan doen. Helemaal mooi is het als je tegelijk andere ontwikkelingen op jouw gebied hiermee kan neerzetten als zinloos of achterhaald en misschien zelfs kan blokkeren. Na zo jezelf te hebben ingedekt ga je zorgen voor financiëring om je vraag te gaan onderzoeken en het van tevoren vastgestelde antwoord te vinden. Tijdens het onderzoek zorg je dat je dit antwoord hoe dan ook vindt. Daarbij probeer je zoveel mogelijk gebruik te maken van je conculega's in je eigen voordeel maar probeer je ook je conculega's zo min mogelijk gebruik te laten maken van jouw resultaten en zo snel mogelijk te werken om niet het risico te lopen dat een ander eerder zal zijn met een publicatie dan jij. Een goede manier van werken is "quick and dirty". Hiervoor doe je het onderzoek half, trekt de publicatie binnen, naam eronder, geld ophalen, wegwezen. Jij was de eerste dus, iedereen moet jou citeren, ook degene die je onderzoek over moet doen omdat het half is uitgevoerd en daardoor niet betrouwbaar genoeg om op voort te bouwen. Ook op het aantal keer dat je wordt geciteerd word je namelijk beoordeeld. Hierna ga je door naar je volgende succes. Vanzelfsprekend lopen jij en je onderzoeksinstituut mee met de allerlaatste ontwikkelingen, beschik je over de modernste apparatuur en etaleer je daar zoveel mogelijk mee. Gelukkig zijn wetenschappers geen politici, maar dit is wel de manier waarop de politiek wetenschappers dwingt te werken.
Het tellen van publicaties om wetenschappers te beoordelen wordt gedaan door management dat van de wetenschap zelf minder verstand heeft. Om het eenvoudig genoeg te houden wordt er geen rekening gehouden de lengte van een publicatie en ook niet met het aantal auteurs per publicatie. Per auteur telt een publicatie van 3 bladzijden door 10 auteurs even zwaar als een boek door 1 auteur. Het resultaat hiervan is ruilhandel in het zetten van auteursnamen boven publicaties. Ook de inhoud van de publicatie of het werk dat erachter zit, bijvoorbeeld het schrijven van computerprogramma's of laboratoriumwerk, wordt niet meegenomen.
Het publicatietelsysteem en de bijbehorende dwang tot publiceren leiden tot enorme hoeveelheden wetenschappelijk papier, die niemand leest of gebruikt, maar wel het vinden van resultaten die wel belangrijk of nodig zijn vrijwel onmogelijk maakt. Door de publicatiedruk wordt er slordig gewerkt en matig onderzoek gedaan, dat dan zo wordt opgeschreven dat het zo ingewikkeld mogelijk lijkt om zo de beoordelaars te imponeren, maar juist degelijk onderzoek met eenvoudig geformuleerde resultaten is van waarde. Degelijk werken en eenvoudig formuleren zijn echter moeilijk en tijdrovend, niet spectaculair genoeg om goed beoordeeld te worden en hebben dus geen zin. Onzekerheden of problemen worden onder tafel geschoven. Dit moet wel. Falen kan men zich niet permitteren.
Onderzoek gedaan volgens het "quick and dirty principe" afdoende overdoen is onmogelijk want hier is geen geld meer voor te krijgen. Er is immers al mee gescoord en stel dat de resultaten fout waren? Dit wil niemand. Zeker de beoordelaars niet. Het wetenschappelijk idee dat aan het onderzoek ten grondslag lag, goed of slecht, is daarmee ten gronde omdat erop voortbouwen is geblokkeerd door het reeds gedane "quick and dirty" onderzoek dat onbruikbaar is omdat het te slordig is gedaan. Dit is destructie van ideeën en blokkeert vooruitgang.
Meelopen met de laatste ontwikkelingen klinkt mooi, maar meelopen is in feite achterlopen in plaats van toevoegen. De nieuwste apparatuur ziet er misschien succesvol uit en maakt vast veel indruk, maar je moet hem wel kunnen gebruiken en er resultaten mee halen die je kunt begrijpen. Op dit moment is er meer apparatuur dan mensen om de resultaten te verwerken.
Samenwerken mag mooi klinken, maar is een middel, geen doel en naarmate samenwerkingsverbanden groter worden, worden overhead en kosten dit ook en daardoor het behalen van resultaten moeilijker. Resultaten van samenwerkingsverbanden tussen universiteiten en bedrijven zijn vaak ten behoeve van het betreffende bedrijf en daardoor niet openbaar, waardoor belastinggeld niet wordt gebruikt voor fundamenteel onderzoek in het algemeen belang en niet ten goede komt aan het algemeen belang waarvoor het is bedoeld. Hoe je tegelijk zou moeten samenwerken en concurreren is onduidelijk.
Wetenschappers raken veel tijd kwijt met "management" en het binnenbrengen van geld. Hiervoor zijn ze echter niet zijn opgeleid, het gaat ten koste van het doen van het onderzoek zelf, veroorzaakt druk en stress en vermindert daardoor creativiteit en helder denken. Dit is verspilling van kennis en opleiding. Door de financiële pressie kan er alleen nog onderzoek worden gedaan naar vragen waarop men eigenlijk het antwoord al weet zodat het onderzoek op korte termijn geld kan opleveren. De essentie van wetenschap is echter dat je het antwoord vantevoren niet weet en onverwachte dingen tegenkomt. Ook bepaalt niet wetenschappelijk opgeleid management wat wetenschappers met meer opleiding en kennis moeten gaan doen.
Het resultaat is dat onafhankelijk, onpartijdig en fundamenteel onderzoek in het algemeen belang, waarvoor universiteiten, die worden gefinanciërd uit belastinggeld, zijn bedoeld vrijwel onmogelijk is geworden en steeds minder wordt gedaan.